Vraagt u zich af hoe het zit met de buitengerechtelijke incassokosten? Neem dan contact op mevrouw mr. J. Joosten. Stuur een e-mail naar j.joosten@keizersadvocaten.nl. U kunt ook contact met ons opnemen via het algemene e-mailadres ka@keizersadvocaten.nl en het vaste telefoonnummer van kantoor +31 (0)40 24 45 600. In dit artikel zullen wij informeren over alle ins and outs met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten.
Welke eisen gelden voor buitengerechtelijke incassokosten?
Buitengerechtelijke kosten zijn kosten die betrekking hebben op bijvoorbeeld het versturen van aanmaningen en het inschakelen van een incassobureau. Komt het ondanks deze inspanningen toch tot een gerechtelijke procedure dan kunnen deze kosten vallen onder de proceskostenvergoeding.
Het maken van buitengerechtelijke incassokosten moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het innen van de vordering en in redelijke verhouding staan tot het verschuldigde bedrag. De rechter hanteert daarvoor een dubbele redelijkheidstoets. De kosten zijn redelijk indien in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.
Hoe zit het met buitengerechtelijke kosten voor particulieren?
Op 1 juli 2012 is de Wet normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (WIK) in werking getreden. De regeling houdt in dat de omvang van de kosten gemaakt ter zake van de incasso van contractuele geldschulden moet worden ingevuld door toepassing van de staffel van het Besluit Buitengerechtelijke Incassokosten (BIK). De vergoeding bedraagt een forfaitair percentage van de hoofdsom. Van de maximumtarieven van het BIK kan niet ten nadele van particulieren worden afgeweken.
Hoe zit het met buitengerechtelijke incassokosten voor zakelijke klanten?
De BIK is ten aanzien van zakelijke klanten van regelend recht. Dit houdt in dat van de maximumtarieven van het BIK ten nadele van een zakelijke klant mag worden afgeweken. Ondernemingen kunnen ten opzichte van elkaar een hogere of lagere vergoeding overeenkomen.
De valkuilen bij buitengerechtelijke kosten bij niet betaalde particulieren?
In artikel 6:96 lid 6 BW is bepaald dat een consument de buitengerechtelijke incassokosten dient te vergoeden als zij vruchteloos is aangemaand tot betaling van het bedrag binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak[1] de aanvangstermijn van veertien dagen nader gespecificeerd. De aan de particulier gerichte aanmaning heeft pas haar werking indien de aanmaning de particulier heeft bereikt.[2] De bedoelde veertien dagentermijn van artikel 6:96 lid 6 BW begint dus te lopen daags nadat waarop de aanmaning door de particulier is ontvangen. Betaalt de particulier binnen deze termijn dan is hij geen incassokosten verschuldigd. Als de particulier slechts gedeeltelijk betaalt dan kunnen de incassokosten over de resterende hoofdsom van de staffel van de BIK in rekening worden gebracht.
Stelt de particulier in rechte dat hij de aanmaning niet heeft ontvangen dan is het aan de schuldeiser om aan te tonen dat die de aanmaning heeft verzonden naar het adres waarvan hij in redelijkheid mocht aannemen dat dit het adres van de particulier was. Betwist de particulier de ontvangst van de aanmaning dan dient eveneens de schuldeiser aan te tonen dat de particulier deze op de door de schuldeiser genoemde datum heeft ontvangen.
Het gevolg is dat als niet aan de veertiendagen termijn en de maximale hoogte wordt voldaan de aanmaning geen effect sorteert en de buitengerechtelijke incassokosten niet kunnen worden gevorderd.
Meer informatie nodig over de buitengerechtelijke incassokosten?
Wilt u meer weten over de buitengerechtelijke incassokosten? Neem dan contact op mevrouw mr. J. Joosten. Stuur een e-mail naar j.joosten@keizersadvocaten.nl. U kunt ook contact met ons opnemen via het algemene e-mailadres ka@keizersadvocaten.nl en het vaste telefoonnummer van kantoor +31 (0)40 24 45 600.
De voetnoten
[1] HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
[2] HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104, NJ 2013/391 (Centavos/[C]).